5 Nele Bemong, Een pasgeboren staat, of een recentelijk ontwaakte natie? De historische roman als vormgever van het collectieve Belgische geheugen
23 Marcel De Smedt, De genese van Kaas van Willem Elsschot
39 Elke Gilson, “Persoonlijk toevertrouwd.” Duits-Joodse herinnering in het werk van Barbara Honigmann (Samenvatting)
Zoals bij meer Duitse auteurs uit de zogenaamd “tweede generatie” (van overlevenden van de Holocaust) is het thematisch zwaartepunt in het werk van Barbara Honigmann de zoektocht naar een eigen joodse identiteit. Honigmanns schrijven staat in het teken van een “herovering van het jodendom uit het niets”: Nadat de slachtoffers van de vervolging een leven lang hadden gezwegen, is bij de volgende generatie een sterke behoefte ontstaan de weg van het vergeten en verdringen terug te gaan, resterende sporen te verzamelen en de gaten in de familieherinnering te vullen. Dat Barbara Honigmann daarbij gebruik maakt van een verbluffend eenvoudige taal, opvallend alledaagse formuleringen en een (slechts schijnbaar?) naïeve verteltoon, is niet enkel een reactie op het taalgebruik van vele generaties schrijvende vaders voor haar, maar vooral ook een poging in een direct gesprek de aanknoping aan joodse familietradities voor zichzelf en de lezer te verklaren. Haar totnogtoe meest ontspannen en overtuigende vorm bereikt Honigmanns “kleine literatuur van het persoonlijke toevertrouwen” in het in de herfst van 2004 verschenen werk Ein Kapitel aus meinem Leben over het leven van Lizzy Kohlmann, de moeder van de auteur. Aan de hand van dit intrigerende portret wil ik in mijn bijdrage een aantal wezenlijke principes van Honigmanns vertelkunst beschrijven; ik zal daarbij zowel naar een belangrijk poëtologisch essay als naar vroegere werken van Honigmann teruggrijpen. Het hele œuvre blijkt als langgerekt gesprek met de lezer in verschillende etappes te kunnen worden beschouwd. Cruciaal voor dit gesprek is de luisterende Andere, waardoor ook een duidelijke analogie tussen joodszijn en schrijven wordt opgebouwd.
59 Kris Pint, De kunst van het bembergen: over Witold Gombrowicz en Roland Barthes (Samenvatting)
In zijn latere werk stelt Roland Barthes het concrete lichaam van de lezer steeds prominenter aanwezig en gaat hij op zoek naar een literaire semiologie die rekening houdt met “le grain du désir, la revendication du corps”. Het is dit verlangen van de lezer, gestructureerd in een persoonlijk fantasma, dat het uitgangspunt werd van de lessen die Barthes gaf aan het Collège de France. Via een analyse van Kosmos (1966) van de Poolse auteur Witold Gombrowicz, wil ik onderzoeken hoe de fantasmatische lectuur waarvan Barthes in zijn lessen de krijtlijnen uitzet, concreet gestalte krijgt en hoe het gebruik van dat leesfantasma de kunst van het lezen – voor Barthes meteen ook een kunst van het leven – kan verrijken. Een belangrijk Barthesiaans begrip hierbij is de delicatesse, de zin voor nuances die vooral in literaire teksten aanwezig is. Tot slot wil ik ook aantonen hoe dit op het eerste gezicht hedonistische leesfantasma bij Barthes ook belangrijke ethische implicaties krijgt, wanneer de individuele lezer zijn lectuur gaat ‘delen’ met andere lezers – waarbij literatuur enerzijds de intersubjectieve ruimte biedt waar verschillende subjecten elkaar kunnen raken en anderzijds ook een taal aanreikt om over die literaire ontmoeting te spreken.
73 Stefan van den Bossche, Op zoek naar de canon. Criteria ter selectie van een moderne schrijversbiografie in Vlaanderen: enkele praktische en theoretische reflecties
93 Jeroen Darquennes, Duits als autochtone taal in België: een schets met aandacht voor onderzoeksdesiderata
111 Gerald Stell, Afrikaans en Nederlands: het spanningsveld tussen ‘Taaleie’ en ‘Suiwerheidsideaal’
129 Siegfried Theissen, Welk Nederlands of wat voor Nederlands voor Franstalige studenten?
139 Reinhild Vandekerckhove, Chattaal, tienertaal en taalverandering: (sub)standaardiseringsprocessen in Vlaanderen
159 Wannes Gyselinck, “De hele wereld is Hellas voor een wijs man”. Griekse identiteitsbepaling in Flavius Philostratus’ Vita Apollonii
177 Christian Laes, Kinderen en de menselijke levensloop in de correspondentie van Fronto
203 Bruno Boutte, Imagines Academiae. Rolnegotiatie, academische netwerken en katholieke confessionalisering in de aartshertogelijke Nederlanden (1598-1621): de Leuvense casus
233 Staf Vos, Het instrument waar de ziel op speelt. Muziek en het lichaam in België tijdens het interbellum (Samenvatting)
Muziekwetenschappers zijn lang terughoudend geweest de rol van de lichaamsbeleving in de omgang met muziek te bestuderen. Klassieke muziek werd immers traditioneel gelegitimeerd als een bij uitstek intellectuele of zelfs spirituele, ‘absolute’ aangelegenheid, die de betrokkene juist uit zijn of haar lichamelijke gesitueerdheid kon verlossen. Intussen werd het lichaam in de cultuurwetenschappen nadrukkelijk naar voor geschoven als een centraal, zij het context-afhankelijk referentiepunt in de ervaring en constructie van culturele symbolen. Deze lezing biedt een eerste poging om ook voor het Belgische interbellum te onderzoeken welke rol de representatie van lichamelijkheid speelde in het vertoog over muziek, en hoe praktijken als de fysieke muzikale opvoering, de bijhorende dans of andere groepsrituelen deze lichaamsbeleving op een specifieke manier schraagden of juist ondermijnden. Pleidooien voor Vlaams muzieknationalisme, Wagnerisme of modernisme construeerden immers wel degelijk uiteenlopende lichamelijke idealen, terwijl massazangfeesten, de balletten van Stravinski en Josephine Bakers naaktheid op hun beurt zorgden voor nieuwe muzikale en culturele verwachtingen.
251 Over de auteurs
255 Werkzaamheden 2005
259 Bestuur 2005