Op deze pagina verschijnen alle abstracts voor de komende KZM-Herfstvergadering, op vrijdag 24 oktober 2014 in de KANTL (Koningstraat 18, Gent). De abstracts komen online zodra ze beschikbaar zijn.
14:00-14:15: Welkom en inleiding
14:15-15:00: Plenaire lezing – Joop van der Horst (KU Leuven)
Lekenmeningen
15:00-16:30 Sectielezingen (parallel)
TAALKUNDE: Thema: ‘Interdisciplinair onderzoek in de neerlandistiek’
Laura Rosseel, Dirk Geeraerts & Dirk Speelman (KU Leuven): Sociolinguïstiek en sociale psychologie: nieuwe methodes voor attitudemeting
De sociale psychologie heeft in de afgelopen 20 jaar een explosie gekend aan nieuwe methodes om attitudes te meten. Vooral nieuwe impliciete technieken om automatische evaluatie te meten zijn uitgebreid bestudeerd en worden zeer frequent gebruikt binnen deze tak van de wetenschap. Tot op heden zijn deze methodes nauwelijks gebruikt in taalkundig attitudeonderzoek. Recent is daar echter verandering in gekomen met een aantal pioniersstudies die het gebruik van deze sociaalpsychologische technieken binnen de taalkunde hebben verkend. Zo is er de studie van Speelman en collega’s (2013) waarin auditory affective priming wordt geïntroduceerd en Pantos (2012), Redinger (2010) en Campbell-Kibler (2012, 2013) hebben de Implicit Association Test aangepast voor taalattitudeonderzoek. Beide methodes gebruiken de responstijd die een participant nodig heeft om een bepaalde talige stimulus te categoriseren als maat voor de attitude ten opzichte van die stimulus.
Aangezien deze impliciete methodes voor het meten van attitudes relatief nieuw zijn binnen de taalkunde, zal deze paper een systematisch overzicht geven van de mogelijkheden en moeilijkheden die de implementering van deze technieken met zich meebrengt. Hierbij wordt aandacht besteed aan de manier waarop de sociaalpsychologische methodes de traditionele instrumenten van het taalattitudeonderzoek kunnen aanvullen, maar ze daarom niet hoeven vervangen. De nadruk ligt hierbij op de twee bovenvermelde methodes, auditory affective priming en de Implicit Association Test, die reeds werden geïntroduceerd in de taalkunde en twee nieuwe technieken, de Affect Misattribution Procedure en de Single Target Implicit Association Test, voorlopig onontgonnen binnen linguïstisch attitudeonderzoek.
Referenties
Campbell-Kibler, K. (2012) The Implicit Association Test and sociolinguistic meaning. Lingua 122: 753–763.
Campbell-Kibler, K. (2013) Connecting attitudes and language behavior via implicit sociolinguistic cognition. In Kristiansen, T. & Grondelaers, S. (eds.): Language (De)standardisation in Late Modern Europe: Experimental Studies: 307-330. Olso: Novus Press.
Pantos, A. J. (2012) Defining the cognitive mechanisms underlying reactions to foreign accented speech: An experimental approach. Review of Cognitive Linguistics 10(2): 427-453.
Redinger, D. (2010) Language Attitudes and Code-switching Behaviour in a Multilingual Educational Context: The Case of Luxembourg. PhD dissertation, University of York.
Speelman, D., Spruyt, A., Impe, L. & Geeraerts, D. (2013) Language attitudes revisited: Auditory affective priming. Journal of Pragmatics 52: 83-92.
Dirk Pijpops (KU Leuven): Agent-based modeling van Nederlandse werkwoordsverzwakking
Agent-gebaseerde modellen zijn al lange tijd populair in de biologie, economie, computerwetenschappen en zelfs stadsplanning, waar ze gebruikt worden om emergente fenomenen te besturen. Hoewel taal bij uitstek zo’n emergent systeem is, kennen ze voorlopig nauwelijks toepassing in het taalkundig onderzoek. De weinige studies die er wel al van gebruik maken laten zich kenmerken door interdisciplinair onderzoek van taalkundigen met computerwetenschappers en fysici (Van Trijp 2012, Beuls & Steels 2013, Steels & Casademont 2014, Pijpops et al. 2014). In het eerste deel van deze presentatie schets ik de mogelijkheden van deze nieuwe methodologie voor vooral de historische taalkunde. In het tweede deel van de presentatie stel ik een eerste eenvoudig agent-gebaseerd model voor van de competitie tussen de sterke en zwakke werkwoordinflectie in het Nederlands. Dit dient als voorbeeld hoe agent-gebaseerde modellen een aanvulling kunnen bieden op meer traditionele taalkundige methodes als corpus- en experimenteel onderzoek.
Referenties
Beuls, Katrien & Luc Steels. 2013. Agent-Based Models of Strategies for the Emergence and Evolution of Grammatical Agreement. PLoS ONE 8(3): e58960. doi:10.1371/journal.pone.0058960
Pijpops, Dirk, Katrien Beuls, Pieter Wellens & Freek Van de Velde. 2014. ‘Entrenchment vs. Transparancy. Modelling the Dutch strong-weak past tense competition in an agent-based simulation.’ Poster presentation at the Evolang X Workshop ‘How grammaticalization processes create grammar’. Vienna, 14 April 2014.
Steels, Luc & Emilia Garcia Casademont. 2014. Ambiguity and the origins of syntax. Paper voorgesteld op de workshop on ambiguity. Centre de Lingüística Teòrica, Barcelona.
Van Trijp, Remi. 2012. Self-Assessing Agents for Explaining Language Change: A Case Study in German. Proceedings of the 20th European Conference on Artificial Intelligence. Montpellier: France.
Ben Verhoeven (Universiteit Antwerpen): Samenstellingen in het Afrikaans en Nederlands: automatische semantische analyse en taalkundige implicaties
Deze lezing beschrijft de stand van zaken in de automatische analyse van de semantiek van samenstellingen in het Afrikaans en Nederlands. Computationeel onderzoek naar betekenisrelaties in deze constructies in deze twee talen is recent. Er wordt vooral geconcentreerd op nomen-nomen-composita, maar ook andere nominale composita bevinden zich in het bereik van ons onderzoek. Uiteraard zijn er tal van taalkundige implicaties aan dit onderzoek. We bespreken onder andere hoe de betekenis van een samenstelling best kan gerepresenteerd worden, zowel voor mensen om te annoteren als voor computers om te leren; hoe ambiguïteit een grote rol blijft spelen in semantisch onderzoek; en hoe Nederlands en Afrikaans zich hier tot elkaar verhouden. Daarnaast bespreken we de uitbreiding van de multilinguale compositadatabase CompoNet met voorbeelden van alle verschillende soorten Afrikaanse compounds volgens de syntactisch-semantische indeling van Scalise & Bisetto (2009).
LETTERKUNDE
Mathias Meert (Vrije Universiteit Brussel): Zelfenscenering, (auto)biografie en intertekstualiteit bij Richard Beer-Hofmann
Intertekstuele verwijzingen naar gecanoniseerde auteurs en culturele ‘Leitfiguren’ doorkruisen systematisch het werk van de Joods-Oostenrijkse auteur Richard Beer-Hofmann (1866-1945). Ook in zijn postuum gepubliceerde (auto)biografie Paula. Ein Fragment (1949), opgevat als ‘herinneringsboek’ aan zijn overleden echtgenote en geschreven tijdens de laatste jaren van zijn leven in ballingschap in de Verenigde Staten, dialogeert de auteur op meervoudige wijze met iconische voorbeeldfiguren zoals Dante Alghieri (1265-1321) en Adalbert Stifter (1805-1865). Tijdens deze lezing wordt aan de hand van Paula dieper ingegaan op enkele intertekstuele aspecten van Beer-Hofmanns (auto)biografische schrijven en zelfpositionering. Deze intertekstuele achtergrond plaatst zijn fragmentarische ‘life writing’ niet enkel in een genregebonden spanningsveld van totaliteit en fragment resp. ‘Dichtung’ en ‘Wahrheit’, ook Beer-Hofmanns affectieve identificatie en zelfenscenering als auctoriële herinneringsinstantie in ballingschap komt daarbij tot uitdrukking.
Lisa Vanlancker (Universiteit Gent): Elie Wiesels Night-trilogie: trauma en de problematiek van representatie
In de Night-trilogie bundelde Elie Wiesel, mensenrechtenactivist en een van de bekendste Holocaustoverlevenden van de eerste generatie, zijn eerste literaire wapenfeiten omtrent de zwarte bladzijde in de geschiedenis die naast het collectieve geheugen ook vooral zijn persoonlijke leven grondig hertekende. Opvallend is dat de ontwrichtende werking van het trauma dat inhoudelijk centraal staat, ook veruitwendigd wordt in de vorm: datgene wat de auteur tot in de kern van zijn bestaan heeft geraakt, ontregelt immers ook de structuren die hij hanteert. Het merendeel van de bestaande literatuur beperkt zich echter tot een analyse van (het grensoverschrijdende karakter van) de afzonderlijke werken en gaat voorbij aan de combinatorische kracht die van de delen van de trilogie uitgaat. In deze lezing wil ik aantonen dat Night, Dawn en Day samen betekenis kunnen worden gegeven als Bildungsroman die de vorm aanneemt van het traumatische verwerkingsproces en dat de trilogie daarom ook op macroniveau getuigt van het idiosyncratische karakter van Holocaustliteratuur en de representatiekritiek die eigen is aan dit discours.
Leyla Yüçel Vaneyghen (Universiteit Gent): Ahmet Hamdi Tanpinar (1901-1962) over oud en nieuw: samenhang van ‘musîki’ en geschiedenis
In mijn lezing staan twee romans centraal van de Turkse auteur Ahmet Hamdi Tanpinar: Huzur (Sereen, 1948) en Mahur Beste (Mahur Melodie, 1975). Ik wil het vooral hebben over de rol van de Turkse klassieke muziek (‘musîki’) in Tanpinars romans en duidelijk maken hoe hij de culturele transitie van het Ottomaanse Rijk naar de Turkse Republiek door zijn kijk op ‘musîki’ analyseert. Ik wil meer bepaald aantonen hoe hij in zijn werk het motief van de ‘musîki’ inzet om de spanningsverhouding tussen traditie en moderniteit en ook tussen verleden en heden te thematiseren. In mijn lectuur van deze twee werken wil ik met het muzikale materiaal van de traditie een zoeklicht construeren waarmee we de bovengenoemde spanningsverhoudingen beter kunnen zien.
GESCHIEDENIS
Tiffany Bousard (KU Leuven): Rust in vrede? Begrafenissen en religieuze controversen in Brugge tijdens de Nederlandse Opstand (1562-1584)
In verschillende multiconfessionele Franse steden vonden hugenootse begrafenissen tijdens de zestiende eeuw niet onbestreden plaats. Aan de basis hiervan lagen de verschillende doctrinaire opvattingen van katholieken en protestanten inzake de gepaste ars moriendi en grafplaatsen. Zorgden deze afwijkende leerstellingen omtrent de laatste rites de passage toen ook voor controversen in religieus pluriforme gemeenschappen binnen de Zuidelijke Nederlanden? Waren het langs roomse zijde voornamelijk de clerici of de leken die de hervormde funeraire riten en/of het gebruik van geheiligde begraafplaatsen aanvochten? Was het delen van katholieke kerkhoven mogelijk of niet, en zo ja, onder welke eventuele voorwaarden? In deze presentatie beantwoord ik de voornoemde vragen voor de stad Brugge tijdens de periode 1562-1584. De jaren 1567-1584 vormden een belangrijk onderdeel van de Nederlandse Opstand. Daarom schenk ik eveneens aandacht aan de invloed van deze woelige context op het toenmalige Brugse funeraire leven en landschap.
Wim de Winter (Universiteit Gent): ‘Uytgeleyde met Roosewater en betels’. Oostends-Aziatische interacties in 18e-eeuws Bengalen en China
In de eerste helft van de 18e eeuw zond de ‘Oostendse Compagnie’ zeelieden en handelaars vanuit de Oostenrijkse Nederlanden richting Quantong in China en Bengalen in Mughal India. Ondanks instructies om ‘interculturele’ contacten voornamelijk te beperken tot commerciële of diplomatische doeleinden ontstond op beide plaatsen een dagelijkse realiteit van ontmoetingen en interacties. Hierbij kwam men in contact met een breed scala aan lokale bewoners, ambtenaren en hovelingen. Vanuit een kritisch ‘wereld-historisch’ perspectief richt deze bijdrage zich op culturele interacties die zowel bestonden uit plechtige ceremonieën en rituelen op hoofs niveau als uit lokale uitwisselingen tussen zeelieden. Vanuit ‘Moorse’ en Europese brieven en dagboeken wordt een genealogie van denkbeelden getraceerd die evolueerde van improvisatorische handelsdiplomatie naar lokale machtsverhoudingen. Er wordt tevens besproken hoe deze geschiedenis later gerecupereerd werd ter legitimatie van een 19e-eeuws oriëntalistisch imperialisme met koloniale ambities, wat de verdere historiografie conceptueel heeft beïnvloed.
Ruben Suykerbuyk (Universiteit Gent): Eeuwigheid voor de edelman. Motieven voor het religieuze patronage van jonker Maarten van Wilre in de Zoutleeuwse Sint-Leonarduskerk (1548-1558)
Het Brabantse stadje Zoutleeuw is hoofdzakelijk bekend omwille van de Sint-Leonarduskerk die een uitzonderlijk rijk ensemble aan laatmiddeleeuwse en vroegmoderne devotionele objecten bewaart. Daardoor vormt ze een erg dankbaar object voor een studie naar religieuze materiële cultuur van de vijftiende en zestiende eeuw, en kan ze bovendien inzicht verschaffen in hoe sacrale ruimten in die periode functioneerden als publiek platform voor het stellen van betekenisvolle daden. Een aanzienlijk deel van het huidige interieur lijkt namelijk tot stand gekomen door het uitzonderlijke mecenaat van een lokale edelman, jonker Maarten van Wilre. Een nauwkeurige analyse van de bewaarde documenten en objecten en de context laat toe om de achterliggende sociale en religieuze motieven van zijn patronage te achterhalen.
KLASSIEKE STUDIES
Nicolas De Maeyer (KU Leuven): Jansenius en de drievoudige begeerte. De concupiscentia-thematiek in de Oratio de interioris hominis reformatione
Op 18 oktober 1628 hield de Leuvense theoloog en Augustinuskenner Cornelius Jansenius een preek in de abdij van Affligem tot enkele prominente kerkelijke functionarissen van de Zuidelijke Nederlanden. De gelegenheid behelsde de plechtige invoering van een nieuwe orderegel in de Affligemse abdij, die het hoogtepunt van een spiritueel-materiële hervormingsbeweging van de abdij betekende. Jansenius koos voor zijn redevoering het thema van de concupiscentia, de menselijke begeerte, een onderwerp waarvoor hij zich baseerde op Augustinus’ interpretatie van 1 Joh. 2, 16 (omne quod est in mundo, concupiscentia carnis est et concupiscentia oculorum et superbia vitae). Zijn redevoering biedt een somber en psychologisch-moreel beladen beschrijving van de menselijke zwakte ten opzichte van de drie begeerten (begeerte van het vlees, begeerte van de ogen en hoogmoed). Jansenius’ polemische rede werd enthousiast onthaald in Affligem en leidde daarna een eigen leven als gedrukte tekst. In 1642 werd de tekst door niemand minder dan Robert Arnauld d’Andilly vertaald, die voor de verspreiding van de Oratio in Frankrijk zorgde, met veel succes. Zo zou onder meer de jonge Blaise Pascal de tekst gekend hebben en er voor zijn eigen spiritueel leven door beïnvloed zijn geweest.
In deze lezing bied ik een analyse van de Oratio de interioris hominis reformatione, waarbij drie aspecten centraal staan: 1) de tekstgenese van de Oratio, waarbij ik Jansenius’ relatie tot de Affligemse abdij behandel, 2) de inhoudelijke kernlijnen van de tekst, met nadruk op de thematiek van de concupiscentiae en 3) de receptie van Jansenius’ Oratio, met specifieke aandacht voor d’Andilly’s vertaling van 1642.
Tim Noens (Universiteit Gent): Medusa’s spiegel – Medusamotieven in Statius’ Thebais
Deze bijdrage wil het belang van het beeld van Medusa in Statius’ Thebaïs onderstrepen. De Gorgoon wordt voor het eerst expliciet geïntroduceerd in een ekphrasis van een offerschaal in het programmatische eerste boek. Vanuit deze descriptio lijkt zich een uitgebreid netwerk te ontspinnen dat de figuur van deze afgrijselijke vrouw zowel in de onmiddellijke context van de beschrijving als op talrijke andere plaatsen, verspreid over het epos, activeert. Voor de ontwikkeling van dit wijdvertakte web blijkt de interactie tussen de tekst en de lezer fundamenteel. Deze twee instanties zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en de lezer wordt als een participerend subject in de narratieve actie betrokken. Daarnaast laten de talrijke allusies op Medusa toe om aan het slot van de bijdrage enkele hypotheses te formuleren omtrent de poëticale impact die haar aanwezigheid mogelijk met zich meebrengt.
Pingback: Programma van de KZM-Herfstvergadering op 24 oktober | Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis (KZM)